Salamandra salamandra

Vuursalamander

Uiterlijke kenmerken
Gedrongen gebouwde landsalamander, lengte tot 19 cm. Kleur diepzwart met gele vlekken. Huid glad en glimmend. Lichaam cilindervormig, staart rolrond, korte poten. Afgeronde bek, vlakke en brede kop, uitstekende ogen. Een huidplooi op de grens van keel en romp. Flanken gesegmenteerd door onregelmatige groeven. Twee grote langwerpige parotoïden achter de ogen op de kop, waarop de afzonderlijke klieropeningen als donkere puntjes zichtbaar zijn. Aan weerszijden van het midden van de rug twee klierrijen. Basiskleur diepzwart met daarop kleine of grote gele vlekken die soms in elkaar overvloeien en dan strepen kunnen vormen. Buik grijs tot zwart, vaak met vage gelige vlekken.
Larven: grijsbruin met donkere vlekjes op het lichaam. Poten met een lichte vlek bij het aanhechtingspunt van de romp (watersalamanders hebben deze vlekjes niet). Staart korter dan de romplengte. Bovenste staartzoom loopt niet verder dan het achterste deel van de rug. De wat oudere larven hebben al vale gele vlekken op de rug.

Verspreiding
West-, Zuid- en Centraal Europa. In Nederland alleen zeer lokaal in Zuid-Limburg.

Biotoop
Voorkeur voor vochtige, koele loofbossen in heuvelland met visvrije, zuurstofrijke beekjes en bronnetjes voor de voortplanting. Soms ook in open naaldbossen met veel mos en ondergroei. In Nederland alleen in loofbos. In Zuidwest Europa ook in structuurrijke maquis (struikachtige begroeiing). In de bergen word de vuursalamander ook in habitats zonder bos aangetroffen, tot een hoogte van 2200 meter. Larven worden daar ook afgezet in de ondiepe delen van bergmeren. Kan in stedelijk gebied overleven, wordt daar soms aangetroffen in (binnen)tuinen.

Levenswijze
Vooral een landdier en nachtactief. Overdag meestal verstopt onder stenen of hout, maar bij regen na een langdurige droge periode ook wel overdag actief. Is plaatstrouw, zijn actieradius is niet veel groter dan enkele tientallen vierkante meters. De paartijd is van maart tot oktober met de meeste activiteit in juli en augustus. Paring vind aan land plaats. De draagtijd is circa 8 maanden. Vuursalamanders zijn eierlevendbarend, het vrouwtje zet 10-60, 2,5 tot 3,5 cm grote, kieuwdragende larven af in water. Meestal in stilstaande zones van beken. De meeste larven worden in april afgezet. Larven voeden zich vooral met dierlijk materiaal zoals vlokreeftjes, larven van eendagsvliegen en kokerjuffers. Na ongeveer 4 maanden metamorfoseren de dan 5-6 cm grote larven. Na 2 tot 4 jaar zijn ze volwassen. Vuursalamanders voeden zich met ongewervelden als slakken, spinnen, duizendpoten, kevers en regenwormen. Kan bij gevaar wit, giftig secreet uit klieren spuiten, tot wel enkele decimeters ver. De dieren zijn het grootse deel van het jaar actief. Ze houden een winterslaap, maar zijn soms actief op milde, regenachtige winternachten (vanaf 5ª C).

Trefkans
's Nachts actief. Trekt zich overdag terug onder stenen, dood hout of bladafval. Tijdens of na regen ook wel overdag foeragerend aan te treffen. De larven leven in beschaduwd water.

%LABEL% (%SOURCE%)