Hyla arborea

Boomkikker

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 4,5 cm, meestal 3-4 cm. Hechtschijfjes aan top tenen en vingers. Pupil horizontaal elliptisch. Trommelvlies zichtbaar, geen parotoïden. Huid glad en glanzend, op buik korrelig. Rug meestal egaal lichtgroen, soms gelig of bruinig. Buik wit, beige of lichtgrijs en ongevlekt. Op de grens van de rug en de buik een bruine lengteband, van het neusgat tot in de liesstreek, waarvandaan een zijtak een stukje schuin omhoog naar voren loopt. Deze lengteband is aan de bovenzijde afgebiesd met een dun gelig lijntje. Achterpoten lang en dun met zwemvliezen tot halverwege de tenen. Keel (kwaakblaas) bij mannetjes gelig tot roodbruin en vaak geplooid, bij vrouwtjes is de keel wit.

Verspreiding
Vrijwel geheel Europa, niet in uiterste noorden. In Nederland ligt noordgrens van verspreidingsgebied. Meeste populaties in Twente en Achterhoek. Daarnaast lokaal in Drenthe, Noord-Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen. De verspreiding is nu nagenoeg beperkt tot de zandgronden, vroeger was het areaal veel groter.

Biotoop
Voorkeur voor dichte, zonbeschenen vegetatie zoals houtwallen, braamstruiken en rietkragen met geschikt voortplantingswater in de buurt. Voortplanting in zonnige, visvrije en matig voedselrijke waters met rijke oever- en watervegetatie. In zuiden Europa tot 2300 meter hoogte.

Levenswijze
Hoofdzakelijk schemering- en nachtactief, maar overdag vaak zonnend aan te treffen. Hij houd hierbij de poten volledig onder het lichaam en de ogen dicht om uitdroging te voorkomen. Kan zich tot kilometers ver verwijderd van water begeven. Zit soms tot meer dan 10 meter hoog in bomen. Voortplanting vanaf half april tot eind juni. In warme lentes soms al eerder. De mannetjes roepen vooral 's nachts, vanaf het wateroppervlak of vanuit de oevervegetatie. De vrouwtjes leggen in de loop van het seizoen, vooral eind april en begin mei, 300-1400 eieren verdeeld over kleine klompjes van 10-60 eieren vastgehecht aan waterplanten. Na 1-2 weken komen de eieren uit. De larven zijn dan 3-5 mm lang. Na 8-11 weken en bij een lengte van zo'n 4,5 cm zijn ze klaar om te metamorfoseren. Soms worden larven tot in augustus in water aangetroffen, in warme zomers metamorfoseren ze soms al half juni. De pas gemetamorfoseerde kikkertjes zijn 1-2 cm lang en lijken op volwassen dieren. Mannetjes zijn soms al na 1 jaar geslachtsrijp, vrouwtjes na 2 jaar. Bij hanteren kunnen boomkikkers een bitter huidvocht afscheiden. Buiten de voortplantingstijd leven ze aan land, in planten en struiken. Ze overwinteren ook aan land, ingegraven in de grond, onder boomwortels of afgevallen blad.

Trefkans
Het best te lokaliseren door in de paartijd 's avonds en 's nachts op luide roep af te gaan. Of door overdag op bekende vindplaatsen te zoeken naar zonnende dieren op braamstruiken, rietstengels en dergelijke.

Roep
Luid en vérdragend "krè - krè - krè ", 4-6 roepjes per seconde. Bij windstil weer tot op een km afstand te horen. Roepen vooral vanaf aanbreken schemering en 's nachts, maar zijn soms ook overdag te horen. De meeste mannetjes verlaten kort na middernacht het water weer. Soms roepen de dieren ook in de nazomer, maar niet zo massaal als in voorjaar.

%LABEL% (%SOURCE%)