Kleine watersalamander
Uiterlijke kenmerken
Kleine slanke salamander. Lengte tot 11 cm, meestal kleiner. Mannetje iets groter dan vrouwtje. Drie lengtegroeven op de kop die naar achteren uiteen wijken. Lichte lengtestreep over de zijkant van de kop, aan de bovenzijde begrensd door een donkere streep door de ogen, aan de onderzijde door een donkere streep op de bovenlip. Dit patroon is bij de mannetjes het duidelijkst. De rug is lichtbruin, grijsbruin tot olijfbruin. De buik van mannetjes is lichtgeel met een oranje middenstreep en grote ronde, donkerbruine tot zwarte vlekken op zowel de keel als de buik. Bij vrouwtjes is de buik fletser met kleine donkere vlekjes. Geen duidelijke lichte vlekjes op de bal van de achtervoet (soms wel vage lichte vlekjes). In de voortplantingstijd zitten de dieren in het water. Ze hebben dan een gladde huid. Het vrouwtje heeft in deze periode een bescheiden ongetande staartzoom. Het mannetje heeft een hoge getande kam op de rug die zonder onderbreking overgaat in een brede staartzoom. Deze heeft aan de onderrand een blauwe, parelmoerglanzende en een oranje band. Grote ronde donkerbruine of zwarte vlekken op rug, flanken, staart en kam. De vrouwtjes met kleine vlekken of uniform. Bij mannetje aan de tenen van de achterpoten donkere huidzomen en de cloaca is duidelijk verdikt in deze periode. In de landfase verdwijnen de kam en de staartzoom bij zowel mannetjes als vrouwtjes. De huid wordt dof en fluweelachtig en de dieren zijn hoofdzakelijk licht- tot donkerbruin van kleur. De mannetjes zijn vaak donkerder dan de vrouwtjes. Vrouwtjes hebben in de landfase soms een lichte lengtestreep op de rug.
Vlak na de metamorfose kunnen de juvenielen vaak al onderscheiden worden van die van de vinpootsalamander: bij de kleine watersalamander begint de geel tot oranje rugstreep op de kop en eindigt bij het bekken, bij de vinpootsalamander begint deze in de nek en eindigt op de staart.
Verspreiding
Groot deel van Midden- en Noord Europa. In geheel Nederland, meest algemene salamander van ons land.
Biotoop
Vele verschillende landschapstypen. In zowel open als beboste landschappen. Ook in dorpen en steden op plekken waar geschikt voortplantingswater is en voldoende begroeiing en schuilmogelijkheden voor de landfase. Voor de voortplanting voorkeur voor kleine, ondiepe, zonbeschenen waters met veel vegetatie. Maar ook wel in de oeverzone van vijvers en grotere meren en in rustige bochten van stromend water. In Italië en Oostenrijk plaatselijk tot meer dan 2000 meter hoogte.
Levenswijze
Met name 's nachts actief. In landfase verborgen levend op vochtige plaatsen, schuilt graag onder stenen of hout. Voortplantingstijd is van maart tot juli, de dieren zijn dan ook overdag actief. Een deel van de dieren trekt al in de herfst naar het water en overwintert daarin. De rest trekt, afhankelijk van de temperatuur, in februari en maart naar het water. De meeste gaan eind mei/begin juni weer aan land. Ei-afzet van eind maart tot juni. Een vrouwtje legt in de loop van een seizoen 150-300 eieren, die elk afzonderlijk tussen een blad van een waterplant worden gevouwen. De eieren komen na 1-3 weken uit. De larven zijn dan 6-8 mm lang en worden zo'n 4 cm. Metamorfose na 6-10 weken. Soms overwinteren larven in het water en metamorfoseren in het voorjaar. De pas gemetamorfoseerde salamanders zijn ongeveer 4 cm lang en hebben vaak een oranje lijn over het midden van de rug. Van juli tot oktober gaan de jongen aan land. Ze zijn vaak al na twee jaar geslachtsrijp, de vrouwtjes wat later dan de mannetjes. Tot die tijd leven de jonge dieren op het land. Overwintert doorgaans aan land in holtes onder de grond, regelmatig in kelders. Soms ook in het water. Is nauw verwant aan de vinpootsalamander, er komen spaarzaam kruisingen voor tussen deze twee soorten. Larven van beide soorten in begin nauwelijks te onderscheiden.
Trefkans
In de voortplantingstijd 's nachts te observeren door met een zaklamp in het water te schijnen. Buiten deze periode bevinden de salamanders zich veelal onder stenen en hout. Overwintert regelmatig in kelders.