Ordo Caudata

Salamanders

In tegenstelling tot hagedissen, waar salamanders morfologisch op lijken en soms mee worden verward, hebben salamanders geen schubben en zijn mede daarom vaak zeer gevoelig voor uitdroging. In het water levende amfibieën hebben een water- en zuurstofdoorlatende huid, die daarom zeer dun is. Veel salamandersoorten verblijven alleen tijdens de voortplanting in het water en ondergaan lichamelijke veranderingen bij de overgang van water naar land. De staart- en/of rugzomen verdwijnen en de huid wordt droger en meer waterafstotend, waardoor zij langere tijd op het land onder stenen of in holletjes kunnen verblijven. Wel zoeken ze hier ook de wat vochtiger plaatsen op.

Voor de voortplanting zijn vrijwel alle soorten afhankelijk van oppervlaktewater om hun eieren in te leggen. De vrouwtjes van onze inheemse watersalamanders vouwen de eitjes één voor één tussen blaadjes van waterplanten. De salamanderlarven behouden nog lange tijd hun uitwendige kieuwen en hebben een langgerekt lichaam en een flinke bek. Ze eten kleine dierlijke prooien zoals watervlooien. Als ze wat groter worden eten ze ook diertjes als muggenlarven en andere insectenlarven.
In vergelijking met de kikkers is er bij de salamanders een veel geleidelijkere ontwikkeling, zodat de term metamorfose minder goed op zijn plaats is.

De Vuursalamander uit het geslacht Salamandra is eierlevendbarend; de larven ontwikkelen zich in de buik van de moeder. Deze hebben net als bij de andere salamandersoorten kieuwen en worden in water afgezet. In Spanje zijn echter een aantal populaties van de vuursalamander waarbij de larven volledig ontwikkeld ter wereld komen, waarbij het waterstadium wordt overgeslagen.

Soorten in Nederland:

- Vuursalamander, Salamandra salamandra
- Kleine watersalamander, Lissotriton vulgaris
- Vinpootsalamander, Lissotriton helveticus
- Alpenwatersalamander, Mesotriton alpestris
- Kamsalamander, Triturus cristatus
- Italiaanse kamsalamander, Triturus carnifex

%LABEL% (%SOURCE%)